Als dingen niet gaan zoals we willen, zijn we vaak geneigd om gelijk te gaan oordelen. Het wordt gelijk heel zwart-wit. Je kunt ook gaan onderzoeken:
- Hoe voelt het?
- Waar zit het in mijn lichaam?
- Hoe reageer ik op de weerstand?
- Wat heb ik WEL gedaan?
Als je zo leert kijken naar je proces, gebruik je je weerstand tegen de oefening als informele oefening in mindfulness.
Tussen loomheid en onrust, wegzakken en afdwalen
Als je net begint met mediteren, ben je geneigd te denken dat je gelijk in een ‘zen’ toestand terecht zult komen. Dit is een illusie.
In de praktijk is meditatie een voortdurende oefening en in die oefening kom je onrust tegen en loomheid.
Loomheid is het bijna (of zelfs helemaal) weg doezelen. Het kan ook betekenen dat je wat mistig wordt.
Tegengif: de ogen open doen, de schouders bewegen, dieper adem halen.
Onrust kan zich uiten in onrustige gedachten, een bewegelijk lichaam of zelfs de neiging om op te staan en wat anders te gaan doen.
Tegengif: geduldig en beslist met de aandacht terug naar de oefening.
In beide gevallen is het essentieel om te beseffen dat dit heel normale onderdelen van de meditatie zijn. Zo werkt onze geest nu eenmaal. De oefening is niet om gelijk perfect met de aandacht bij (bijv.) de ademhaling te blijven, maar om telkens weer geduldig de aandacht terug te brengen. Het is een subtiel verschil: het gaat om het telkens weer oefenen van de aandacht.
Als je bent blijven zitten en je hebt telkens de aandacht terug gebracht, dan heb je goed geoefend. Meer is er niet.